In vierentwintig opstellen levert 't Hart kritiek op feministische denkbeelden die volgens hem onjuist zijn.
Met name het radicaal-feminisme moet het ontgelden. Zijn kritiek baseert hij vooral op jeugdervaringen,
en op de gelijkheid binnen zijn huwelijk. De kritiek is bijzonder halfslachtig. Hoewel hij het met feministen
eens is dat mannen en vrouwen gelijk zijn, bestrijdt 't Hart bijv. hun opvattingen over conditionering door
te uitgebreid naar zijn jeugd te verwijzen, waarin hij niet geconditioneerd zou zijn. Hij denkt echter niet door,
realiseert zich niet dat de meeste mensen wel in een typische mannen- of vrouwenrol worden geduwd vanaf
hun geboorte. Vaak maakt hij kinderachtige, plagende opmerkingen die niet ter zake doen. Positief echter
zijn zijn opmerkingen over het fanaticisme van radicaal-feministen en de onredelijke interpretaties van
mensen als Andreas Burnier.
(NBD|Biblion recensie, Drs. M.A.H. de Swart.)
|